Voor Nijmeegse arbeiders was het ondenkbaar dat zij lid konden worden van de deftige cricket- en voetbalclub Quick. Een aantal jongens uit de Benedenstad, onder meer August Lodensteijn, Wouter van Lent en Anton Kuipers, besloot daarop om in 1900 een eigen voetbalclub op te richten, Eendracht geheten. De naam was ontleend aan de Latijnse spreuk op de Kerkboog aan de Grote Markt: concordia res parvae crescunt discordia maximae dilabuntur (door eendracht volgroeien kleine zaken, door tweedracht worden de grootste uiteengescheurd)

De oprichting van een eigen club was voor tijd een ongebruikelijke daad, voetbal was iets voor heren, niet voor arbeiders. In 1910 fuseerde Eendracht met de VV Nijmegen tot de Nijmegen Eendracht Combinatie (NEC). NEC is daarmee één van de oudste door arbeiders opgerichte voetbalverenigingen van Nederland.

Tot clubkleuren werden de kleuren van de stad Nijmegen gekozen: rood en zwart, die werden gecombineerd met het groen van het speelveld. Een doorslaand succes was die bepaald niet. Zo lukte het NEC niet om een eigen speelveld te vinden: de club speelde onder meer op een terrein bij de Groenestraat en op een veld achter Hotel Mariënboom. In 1913 – 1914 nam de vereniging zelfs niet deel aan de competitie bij gebrek aan een veld. Het ledental was rond die tijd teruggelopen tot minder dan dertig. Na de Eerste Wereldoorlog ging het langzamerhand beter met NEC: het ledental steeg weer en met August ‘Guus’ Lodensteijn kende de club vanaf 1916 een daadkrachtige voorzitter. In 1923 kreeg NEC eindelijk een eigen terrein aan de Hazenkampseweg.

Bron: Het Grote Geschiedenisboek van Nijmegen